Geselen

“Geselen (met nadruk op de tweede ‘e’), wat is dat mama”, vraagt mijn 21-jarige dochter met haar schermpje in de linkerhand, nadat ze de vertaling van ‘to flog’ opzocht op Google. Met één oog volgt ze een film op BBC, met een ander leest ze de tien lopende chatconversaties op haar schermpje. En ja, op Google, want woordenboeken neemt die generatie enkel nog ter hand als er geen WiFi is.

“Geselen” (met nadruk op de eerste ‘e’), verbeter ik haar. “Dat betekent iemand met de zweep slaan, in deze context dan toch. Maar ook de regen kan je gelaat geselen, bijvoorbeeld. In dat geval gaat het over harde regen die pijn doet aan je gezicht.”

Ze kijkt me verwonderd aan. “Echt?”

“Ja, echt!”, antwoord ik. Had je nog nooit van dat woord gehoord, misschien?”

“Nee”, luidt het antwoord, waarna haar schermpje opnieuw haar aandacht opeist.

“Jullie generatie moet dringend meer lezen”, gooi ik er tegen beter weten nog achteraan in de hoop dat ze me nog hoort. “Boeken, literatuur, bedoel ik. Jullie verliezen alle mooie woorden in onze eigen, o zo rijke taal.”

Het was een kort, maar ontnuchterend gesprekje, waarna ik voor de zoveelste keer verweesd, verbouwereerd, om niet te zeggen gegeseld, achterbleef om tot de conclusie te komen dat de taalkennis van mijn eigen nageslacht toch wel zeer te wensen overliet.

Consternatie

Eerder deze week zei ik aan tafel iets als “Ik moet tot mijn consternatie vaststellen dat…”. Waarop de jongste van 17 me raar aankeek en zei “Jij bent de eerste die ik het woord ‘consternatie’ ook echt hoor gebruiken. En dat is de tweede keer dat ik dit woord in mijn leven tegenkom.”

Wat bleek? Dat hij in het vierde middelbaar in de les Nederlands ooit de teksten van de Fabeltjeskrant bestudeerde. De Fabeltjeskrant!? Hoe oud waren wij ook alweer toen wij daarnaar keken? Zeven of acht?

Laten leerkrachten Nederlands vandaag echt 16-jarigen naar Fabeltjeskrant kijken om nieuwe woorden te leren? Toen was het mijn beurt om hem raar aan te kijken. Verbouwereerd zelfs, al durfde ik dat woord niet eens meer in de mond te nemen.

Laten leerkrachten Nederlands vandaag echt 16-jarigen naar Fabeltjeskrant kijken om nieuwe woorden te leren?

Zo blijkt maar: je kan als ouder twintig jaar lang boeken aansleuren, jarenlang avond na avond verhaaltjes voorlezen, kranten laten rondslingeren, te pas en te onpas over taal praten, maar dat alles lijkt geenszins tegenwicht te bieden tegen de huidige taalverarming van onze jeugd.

Zo, lieve beeldbuiskinderen, schermkinderen, wordt het “oogjes dicht en snaveltjes toe. Slaap lekker, mooie Nederlandse taal?”.

Ik vrees van wel! Het is de geseling des tijds.